M/V in de kerk: gezaghebbend onderwijs

Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen. (1 Timotheüs 2:11-14)

Het tweede waar we naar moeten kijken is de verwijzing naar ‘onderwijs’ in vers 12. Hoe ver reikt Paulus verbod als hij zegt: ‘ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft’?

Eén ding dat we kunnen doen om deze vraag te beantwoorden, is kijken naar andere plaatsen waar Paulus en anderen het hebben over vrouwen die onderwijs geven. Bijv. in Titus 2:3 zegt hij (aan het eind van het vers en het begin van vers 4) dat de oudere vrouwen de jongere vrouwen moeten onderwijzen: ‘Evenzo moeten de oudere vrouwen … leraressen van het goede [zijn], opdat zij de jongere vrouwen leren verstandig te zijn, hun man lief te hebben, hun kinderen lief te hebben …’

Een ander voorbeeld is 2 Timotheüs 3:14 waar Paulus tegen Timotheüs zegt te bedenken van wie hij de Schriften heeft geleerd. En de mensen waar hij aan denkt (dat kunnen we lezen in 2 Timotheüs 1:5) zijn Eunice en Lois, de moeder en grootmoeder van Timotheüs. (Zijn vader was niet gelovig, en zelfs geen Jood, Handelingen 16:3).

Nog een voorbeeld is Priscilla. In Handelingen 18:26 staat: ‘En toen Aquila en Priscilla hem gehoord hadden, namen zij hem apart en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit.’

Dus het is niet aannemelijk dat Paulus in 1 Timotheüs 2:12 zegt dat elke vorm van onderwijs verboden is. Er zijn voorbeelden van vrouwen die jongere vrouwen onderwijzen, of kinderen, en in sommige gevallen met hun man een team vormen om privéonderwijs te geven aan een verwarde of nog-niet-gelovige zoals Apollos. Maar dit zijn alleen maar voorbeelden. Kunnen we dan meer in het algemeen beschrijven wat Paulus in gedachte had toen hij zei: ‘ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft’? Ik denk dat het veiligste wat we kunnen doen is dat we ons laten leiden door de passage die erop volgt: ‘… en ook niet dat zij de man overheerst’ (d.w.z. gezag heeft over de man). ‘Ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft of over mannen gezag heeft.’

In plaats van dat we zelf allerlei betekenissen geven aan het woord ‘onderwijs’, is het dus veiliger om te zeggen dat het woord onderwijs hier op de een of andere manier te maken heeft met het gezag uitoefenen over anderen. Onderwijs geven en gezag hebben gaan samen. We kunnen dus in ieder geval één algemeen punt noemen over vrouwen die onderwijs geven, namelijk dat Paulus dit verbiedt als ze daarmee gezag hebben over mannen.

Dat brengt ons bij de derde vraag: namelijk, wat is dit ‘gezag’ waar het in vers 12 over gaat?

De sleutel waarmee deze deur geopend wordt is een heel interessante observatie. Als je de rest van 1 Timotheüs leest over de rol van de oudsten in de kerk, dan kom je erachter dat de oudsten twee verantwoordelijkheden hadden: het was hun taak om leiding te geven en om te onderwijzen. Je kunt dit zien in de lijst met kenmerken in 1 Timotheüs 3:1-7, maar de duidelijkste plaats om dit te zien is 5:17: ‘Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer.’

Oudsten geven leiding of sturing, en oudsten arbeiden in het Woord (d.w.z. prediken) en arbeiden in de leer (d.w.z. geven onderwijs). In Handelingen 20:28 zie je dat de oudsten van de kerk in Efeze door de Heilige Geest waren aangesteld tot ‘opzieners’ en kregen ze de opdracht de kudde te ‘weiden’ of te voeden, wat wil zeggen: heel het raadsbesluit van God te onderwijzen.

Ik denk dat het niet toevallig is dat Paulus in 1 Timotheüs 2:12 zegt dat hij niet toestaat dat een vrouw onderwijs geeft en gezag over een man uitoefent. Wat hij zegt komt eigenlijk hier op neer: ik sta niet toe dat een vrouw het ambt van oudste in de kerk vervult. De oudsten zijn belast met het leiderschap en het onderricht van de kerk. Dat is een samenvatting van hun werk. Dus als Paulus deze twee dingen bij elkaar voegt en zegt: ‘ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft of gezag uitoefent’, dan is de meest natuurlijke betekenis: ‘ik sta niet toe dat een vrouw het ambt van oudste op zich neemt.’

Dus het gezag waar Paulus aan denkt in 1 Timotheüs 2:12 is het gezag van de oudsten. En hoe zou dat er dan uit moeten zien? Welnu, we hebben al van Jezus in Lukas 22:26 gezien hoe dit er uit zou moeten zien: ‘de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient.’ Paulus zei in 2 Korintiërs 10:8 en 13:10 dat God hem de volmacht (vertaald als ‘het gezag’ in de NBV) in de kerk heeft gegeven, niet om af te breken, maar om op te bouwen. En Petrus zegt tegen de oudsten van de kerken (1 Petrus 5:3): ‘[Wees] niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn.’

Met andere woorden, het gezag van een oudste is het gezag van een dienaar. Het leiderschap van een oudste is het leiderschap van een dienaar. Daarom staat het onderwijzen centraal bij deze roeping. Het gezag van een oudste leidt door mensen te overtuigen – door onderricht – niet door mensen te dwingen, of door politieke spelletjes. Het gezag van een oudste is altijd ondergeschikt aan de Bijbel. Te allen tijde kan hem gevraagd worden zich te verantwoorden op grond van de Bijbel. Daarom is onderricht het primaire instrument om in de kerk leiding te geven.

Uit een preek van John Piper over 1 Timotheüs 2:8-15 uit de serie Biblical Manhood and Womanhood.
De aangehaalde Bijbelteksten zijn ontleend aan de Herziene Statenvertaling, tenzij anders vermeld.

Plaats een reactie